Esperanto  : 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013
Nederlands : 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013
English

Als je een opmerking of vraag hebt, stuur het naar  of gebruik het contactformulier.

Weblog


8 december 2011

Libertarisme

Libertarisme (of liberalisme in enge zin) slaat op de politieke idee dat de vrijheid van het individu boven alles staat. Dit, gecombineerd met het gelijkstellen van cooperaties aan individuen (rechtspersonen) leidt tot situaties waar onze samenleving nu mee te kampen heeft: afnemende kwaliteit van sociale voorzieningen, het groter worden tussen arm en rijk, de schuldencrisis enzovoort.

Dit is tenminste de consensus binnen politiek links, waarbinnen meestal het woord neoliberalisme wordt gebruikt om de oorzaak van deze problemen mee aan te duiden. Of de analyse zo eenvoudig kan en of we Marx erbij moeten halen (zoals het maandblad de socialist vaak doet) weet ik niet. Maar het onmiddelijk afwimpelen van libertarisme is niet geoorloofd. Er wordt van politiek rechts vaak gezegd dat zij geen filosofie zouden hebben, dus gedreven zouden zijn door pragmatisme (hoe dat dan ook zou moeten werken). Wellicht is dit voor veel stemmers waar, maar in het manifest van Liberale internationale kunnen we iets lezen dat op zichzelf heel redelijk is om aan te houden. Liberalisme (niet progressief maar libertair; excuses voor de wir-war aan vergelijkbare termen) is een gefundeerde politieke filosofie.

Dit wil natuurlijk niet zeggen dat libertarisme beter is dan socialisme. Ik kan wederom voorbeelden uit de praktijk aanhalen, maar het volstaat hier te zeggen dat het socialisme in verschillende vormen ook manifesten kent die kunnen worden geinterpreteerd als degelijke fundamenten, en dat dit dezelfde personen kunnen zijn die dat zeggen over het manifest van Liberale internationale.

Fijnstof enzo bij 130 km/u

Uit mijn schrijfsel van 1 december over de 130 km/u-limiet valt te halen dat ik hamer op de extra CO2-emissies als gevolg van tien km/u harder rijden. Vandaag las ik in de Volkskrant van gisteren dat de extra stofdeeltjes in de lucht duizenden extra doden per jaar zullen veroorzaken (door problemen met de luchtwegen). Dat zou kunnen; sommigen spreken dit tegen; ik weet het niet. Maar in elk geval zijn er nu wel erg veel zaken die tegen de snelheidsverhoging spreken:

De verhoging van de maximum snelheid blijkt dus in veel opzichten een slecht idee.

1 december 2011

130 km/u

Gisteren (30 november) stonden de kranten vol met artikelen over de invoering van de verhoging van de snelheidslimiet op autosnelwegen van 120 km/u naar 130 km/u. Koppen luidden "Alleen zuurpruimen tegen 130 km per uur" (AD), "Yes, 130! 1 procent tijdwinst" (NRC Handelsblad). Het wordt "symboolpolitiek" genoemd, van rechts. Links doet dat net zo goed, wordt door rechts geopperd. Het is alleen niet puur symboolpolitiek...

Vanaf 'rechts' gezien is het inderdaad symboolpolitiek. Het levert gemiddeld slechts 1% tijdwinst op. Voordelen zijn niet significant. Maar de nadelen van de verhoging zijn wel significant. Zo zijn de kosten, zoals vermeldt door de meeste dagbladen, van de verhoging 369 miljoen euro (De Pers) of 132 miljoen euro (Volkskrant). Alleen voor extra zorgkosten (wegens toegenomen onveiligheid) zou in 2015 "bijna 30 miljoen euro extra kosten" (Nederlands Dagblad) en het plaatsen van extra geluidsschermen is beraamd op 25 miljoen euro. Dit is duidelijk niet beperkt tot "symboolpolitiek".

Om maar te zwijgen over de extra impact op het milieu. Er wordt wel wat gesproken in de kranten, en door actievoerders tegen de verhoging, over extra fijnstof en lawaai, enzo. Maar men zwijgt haast over de extra CO2-emissies. Als je 130 km/uur rijdt i.p.v. 120 km/uur, verbruik je 10% meer brandstof, voor dezelfde afstand (niet tijd!). Een verhoging van je snelheid van 120 km/uur naar 130 km/uur geeft onevenredig meer uitstoot van CO2 (en vervuiling) dan een verhoging van 110 km/uur naar 120 km/uur. Het is heel duidelijk dat dit geen symboolpolitiek is, maar significante negatieve gevolgen heeft.

Het is jammer dat dit amper wordt genoemd door actiegroepen en in de kranten, waardoor koppen als "Alleen zuurpruimen tegen 130 km per uur" bijna redelijk lijken. Door de elf door mij geraadpleegde artikelen uit zeven verschillende kranten wordt er door slechts eentje de CO2-uitstoot genoemd als apart punt van zorg.


30 november 2011

Favoriete teksteditor en e-mailprogramma

Deze zijn (g)vim en Claws Mail, respectievelijk. Sinds kort ben ik ook op mijn werk overgestapt op Claws Mail. Hiervoor gebruikte ik de officieel ondersteunde Mozilla SeaMonkey. Een probleem hiermee is dat deze tekst niet afbreekt op 72 tekens, wat wel de bedoeling is voor e-mail. (De optie tekstafbreking bij 72 tekens in SeaMonkey gaat om hoe het programma de e-mail die je aan het tikken bent presenteert, niet hoe hij hem daadwerkelijk verstuurd!)

Claws Mail breekt wel af op 72 tekens, maar toen dacht ik: waarom kan ik geen Vim gebruiken bij het opstellen van een e-mail? Het is mogelijk Claws Mail de externe editor te laten gebruiken. Bij mij is dat nu gvim. Alleen... mijn .vimrc is zo ingesteld dat deze niet afbreekt, of soms heb ik erin staan dat deze afbreekt bij 80 tekens (zie bijv. de bron van dit HTML-bestand), maar niet op 72 tekens. Toen kwam ik tegen dat je aan kunt geven dat bij bestandsnamen met bepaalde strings specifieke commando's, vim bepaalde commando's moet uitvoeren, zoals het instellen van de afbreking!

Nu gaat alles als gewensd, nou ja, zoals met veel dingen rondom software: ongeveer als gewensd. Zo opent Claws Mail twee vensters voor het sturen van een e-mail: eentje voor gvim en eentje met een standaard Claws Mail-window die de tekst uit gvim overneemt. Maar de feature is dan ook dat ik een externe editor gebruik en niet dat in Claws Mail zelf de vi bindings zitten.

Ter samenvatting (als mini-howto), in Claws Mail stel je in bij Instellingen, Voorkeuren, Schrijven: Externe editor automatisch starten en bij Externe Programma's, Teksteditor: gvim '%s'. Aan .vimrc voeg ik toe: au BufRead tmpmsg.* set tw=72.


5 november 2011

Telecomproviders: een korte rant

Zojuist werd ik gebeld door iemand die de telefoon slechts vier maal liet overgaan. Ik was net te laat om op te nemen. Echter, onze vaste telefoon kun je gerust een minuut laten overgaan voordat je naar de voicemail wordt doorgestuurd. Het is echter begrijpelijk dat mensen de telefoon heel kort laten overgaan. Alle mobiele telecomproviders zorgen er namelijk voor dat je binnen tien seconde naar de voicemail wordt gestuurd. Daar betaal je dan voor, en dan moet je nog een keer bellen. Zeer onhandig ook. Je kunt ook de voicemail inspreken, maar dan verwacht je van degene die je belt deze afluistert, en dus ook moet betalen. Gezien je op deze manier eenzijdig aan het communiceren bent, terwijl je typisch tweezijdig wilt communiceren als je belt, is het waarschijnlijk dat de ontvanger nog moet terugbellen naar de inspreker van de voicemail, enzovoort.

Dan had je beter een sms-bericht kunnen sturen, niet waar? Daarvan zijn de kosten echter bijzonder hoog. Een snelle berekening laat zien dat als je een bestand van 1 GiB wilt versturen d.m.v. sms-berichten, dit 1 M€ kost, als een sms-bericht 10 c€ kost! Je zou misschien zeggen dat ik appels en peren aan het vergelijken ben, maar dat is alleen waar als het gaat om de kosten. Qualitatief zijn het versturen van een sms-bericht en het uploaden van een film zeer vergelijkbaar. Het Internet, het telecomnetwerk en derglijken zijn allemaal in basis hetzelfde. De grote gateways, de ster-punten van het hele netwerk, zijn tegenwoordig allemaal verbonden met glasvezelkabel, en maken gebruik van dezelfde specificaties. Verder is er ook nog zoiets als netneutraliteit. Dit alles maakt het duidelijk dat het uploaden (downloaden) van een film en versturen (ontvangen) van een sms-bericht in basis hetzelfde moet worden behandeld. De tarieven die telecomproviders handhaven voor sms-berichten zijn exorbitant, en dit is een eufemisme. Een miljoen euro voor het uploaden van een film (of een gratis Ubuntu-CD)!

Ja, netneutraliteit. Daar trekken telecomproviders zich ook niets van aan. Ze willen zelfs verbieden dat klanten gebruik maken van Skype via de telefoon, een goedkope manier van bellen. Maar hierover een andere keer.


3 november 2011

Vrije Culturele Werken

Zojuist heb ik de definitie van Vrije Culturele Werken vertaald van het Engels naar het Nederlands. Eerder had ik al een vertaling naar het Esperanto gemaakt. Het is belangrijk om deze definitie bij een zo groot mogelijk publiek bekend te maken, omdat het een basis vormt voor het toetsen of een licentie onze essentiële vrijheden waarborgt.


27 oktober 2011

Uitzending Gemist

Voor vrije software-gebruikers blijft het vaak lastig om video's af te spelen van een tal van websteks, ook al is het juist de vrije software die open normen gebruiken, wat juist een voordeel oplevert wat betreft bruikbaarheid, efficiëntie en kwaliteit voor iedereen. Dat er nog steeds genoeg gevallen zijn waar vrije software-gebruikers een praktisch nadeel hebben, kan dan ook alleen maar komen door een expliciete tegenwerking van de makers van propriëtaire software en normen.

De website Uitzending Gemist stimuleert gebruikers Microsoft Silverlight te gebruiken, een propriëtair product van Microsoft. Er is een (schijnbaar?) vrije software-implementatie van de specificatie, genaamd Moonlight, maar hier zijn zo z'n eigen problemen mee, die samenhangen met de licensering door Microsoft. Het probleem heb ik uiteengezet op de hulp-webstek van Uitzending Gemist, in de categorie 'Uitzending Gemist Beta'. Het zet uiteen wat de problemen zijn met verscheidene normen. Praktisch komt het erop neer dat ze HTML5 video moeten gebruiken voor de streams. Zover mijn ervaring is, zijn de mensen van Uitzending Gemist behulpzaam en proberen ze de gebruikers tevreden te stellen. Ik ben dan ook benieuwd hoe zij omgaan met deze fundamentele vraag.


23 oktober 2011

Geen Internet

Van vrijdag 13:15 tot vandaag (zondag) 17:25 is de verbinding tussen jasniac en het Internet verbroken geweest. Dit kwam door een breuk in een glasvezelkabel op een lokatie waar ProRail nieuw spoorrails aan het leggen is. Het probleem leek gisterenavond al opgelost te zijn, maar het bleek dat de verkeerde glasvezelkabels met elkaar waren verbonden. Vandaag zijn glasvezeltechnici weer hard bezig geweest en het netwerk werkt weer. Ik verwacht geen e-mail te zijn verloren, gezien e-mailservers vier dagen achterelkaar e-mail zouden moeten proberen te versturen. Zoals je ziet is deze website ook weer bereikbaar.

Wheeler-DeWitt-vergelijking

Jasmijn heeft de laatste maanden hard gewerkt aan wanten voor mij, en vandaag zijn ze af. Ik krijg ze, zo zijn haar woorden, omdat ik koude handen had, maar vooral omdat ik zo lief ben. Hier rechts kun je zien dat er een formule opstaat, de Wheeler-DeWitt-vergelijking.

De Wheeler-DeWitt-vergelijking is een vergelijking die belangrijk is in kwantumgravitatie-theorieëen. Het doet denken aan gewone kwantummechanica, waarbij ψ voor de golffunctie van het systeem staat, bijvoorbeeld een systeem van twee deeltje met tegengestelde spin. Zo'n soort golffunctie voldoet aan de Schrödingervergelijking, welke voorschrijft hoe ψ door de tijd evolueert. In de Wheeler-DeWitt-vergelijking is geen sprake van een tijdsevolutie, gezien de nul in het rechter lid van de vergelijking (Hψ = 0). Deze vergelijking moet dus anders worden geinterpreteerd dan de Schrödingervergelijking.

De ψ in de Wheeler-DeWitt-vergelijking staat niet voor een toestand uit de gewone kwantummechanica of kwantumveldentheorie, maar in de context van kosmologische theorieën moet deze geinterpreteerd worden als de som van alle mogelijke configuraties van geometrie- en materieconfiguraties van het universum. ψ is dus een relativistisch-kwantummechanische beschrijving van het universum.

Op het eerste gezicht lijkt de "tijdloosheid" van de vergelijking en het feit dat wij tijd ervaren te botsen met elkaar. Binnen deze interpretatie van de vergelijking wordt tijd gezien als een emergent fenomeen. Dit wil zeggen dat er een mechanisme moet zijn waardoor voor puur kwantummechanische systemen (lage snelheden; weinig gravitatie en dus ook schalen kleiner dan de grootte van het universum) of een limiet naar een puur algemeen relativistische beschrijving (geen kwantumeffecten) tijdsevolutie wordt geintroduceerd, maar hoe dat in zijn werk gaat is voor mij een raadsel en zo blijft voor mij de vergelijking op de wanten een tijdloze.


19 oktober 2011

Uitvinding of ontdekking

Deze week heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat er niets geoctrooieerd mag worden als hiervoor embryo's vernietigd worden. Behalve als "het ene embryo om zijn levenskansen te verhogen geholpen kan worden door een ander" (aldus nu.nl). De precieze redenering is niet heel interessant, want het is onmiddelijk duidelijk dat octrooien niet voor dit soort dingen zijn bedoeld en dat bio-, software-, business- en farmaoctrooien moeten worden afgeschaft.

Octooien zijn bedoeld voor uitvindingen en niet ontdekkingen. Dit is na te lezen en eenduidig te interpreteren in de geschiedenis van de invoering van octrooirecht in verscheidene delen van de wereld. Een voorbeeld van een uitvinding is de schrijfmachine of typmachine. Dit is een uitvinding die nieuw, niet voor de hand liggend en industrieel toepasbaar is, drie verdere eisen voor een octrooi. Een voorbeeld van een ondekking is het Lempel–Ziv–Markov compressiealgoritme. Dit is niet geoctrooieerd, maar jammergenoeg bestaan er wel veel van dit soort softwareoctrooien. Een fijne bijkomstigheid van het octrooieren van alleen uitvindingen en niet ontdekkingen, is dat er minder sprake is van "prior art" bij uitvindingen, terwijl dit veel lastiger is te beoordelen bij ontdekkingen.

Dit kostbare geneuzel van advocaten en rechters is dus helemaal niet nodig. Het octrooisysteem is niet bedoeld voor ontdekkingen, maar voor uitvindingen. Er zijn twijfelgevallen te bedenken, dus we hebben een goede definitie nodig voor 'uitvinding' en 'ontdekking'. Het is echter voor de meeste gevallen duidelijk wat een ontdekking en wat een uitvinding is. Dit betreft uitsluitend ontdekkingen (uit de natuur) en geen uitvinding, en zou dus per definitie niet octrooieerbaar moeten zijn.


2 september 2011

Foto's op Wikipedia

Je kunt constateren dat er weinig portretfoto's op Wikipedia staan. Dit zou komen omdat fotografen geen toestemming willen geven het werk vrij te maken.

Publiceren van foto's op Wikipedia maakt deze vrij. Dit zou betekenen dat fotografen geen geld meer elders kunnen vragen voor de foto's, en als zij de exclusieve fotograaf zouden zijn van een persoon, zouden al hun andere foto's hierdoor veel minder waard zijn. Maar wacht, de foto's op Wikipedia zijn copylefted ("gelijk delen" in CC-termen) zijn, waardoor kranten deze toch uberhaupt niet kunnen gebruiken? En fotografen kunnen de foto's ook niet verkopen, want deze is al copylefted.

Nu, geen van beiden is waar. Wat betreft het gebruik door kranten: Volgens CC BY-SA (Gelijk Delen) is het welliswaar niet toegestaan om een foto, al dan niet bewerkt, te herdistribueren onder licenties die niet compatible zijn met CC BY-SA, maar als een foto geplaatst wordt in een artikel, wordt het gehele werk volgens normaal auteurs niet gezien als een afgeleid werk. Daarom kunnen deze foto's in niet-vrije artikelen worden verwerkt. Er blijft wel de voorwaarde dat zowel de auteur als de licentie (met de hele tekst of verwijzing) worden vermeldt bij de foto.

Wat betreft het verkopen van foto's, de auteur behoudt altijd het recht opnieuw te licenseren, dus er zijn geen vrijheden voor wie dan ook verloren. Alleen is een probleem met CC BY-SA dat kranten en tijdschriften de vrije foto gratis kunnen gebruiken met als enige eis de vermelding van de naam van de fotograaf en de licentievoorwaarden (of verwijzing hiernaar toe), zonder dat de fotograaf royalties ontvangt. Er lijkt dus een legitieme reden om geen foto's te publiceren op Wikipedia (wat altijd onder een vrije licentie moet) als je een fotograaf bent en hieraan wilt verdienen. Hierdoor kiezen fotografen vaak voor andere licenties zoals CC BY-NC (non-commercial), waardoor de fotografen nog steeds royalties kunnen vragen aan commerciele partijen. Alleen dat maakt de foto niet-vrij en onbruikbaar voor Wikipedia.

Dit is een probleem dat moeilijk kan worden opgelost, hoewel er voorstellen worden gedaan in de richting van het herdefinieren van "afgeleid werk". Ik vrees echter dat dit mogelijk een wijziging in auteursrecht vereist en dat heeft mogelijk nare bijeffecten. Meer hierover misschien later.


24 augustus 2011

Open standaarden nodig voor vrijheid

Te vaak kom ik op websites waar je wordt aangeraden of genoodzaakt niet-vrije software te gebruiken. Zo wordt er regelmatig naar Adobe Acrobat Reader verwezen voor het openen van een eenvoudige PDF! Nu is er gelukkig een website waar je de mensen die deze foute Adobe Reader-verwijzingen hebben gemaakt op kunt wijzen. Nu ook (door mij) vertaald naar de internationale taal. Gelukkig zijn de meeste PDF-documenten beschreven door een open specificatie en te openen door vrije lezers. Dit is echter niet het geval met websites die van Adobe Flash gebruik maken. Dit is een proprietary standaard, waardoor je deze websites meestal niet met vrije software kunt bekijken. Een van de typen websites met Flash zijn websteks via welke je bestanden zou moeten kunnen delen. Als je hier gebruik van maakt, eis je van degene waarmee je het deelt dus dat die niet-vrije software gebruikt of eenvoudigweg niet het bestand downloadt.

Als ik een link naar een dergelijke pagina ontvang, stuur ik terug naar de persoon dat ik deze niet kan openen en wat wel te gebruiken:

    Ik ontvang regelmatig links naar bestanden die niet te
    downloaden zijn.  Gelieve Filesonic te gebruiken of eventueel Sendspace
    of Dropbox.
Uitleggen waarom heeft vaak niet veel nut, maar de gebruiker moet wel weten dat er een reden is en in principe de mogelijkheid hebben deze te lezen. Vandaar voeg ik dan zoiets als dit toe:
    Hieronder een uitleg (niet voor dummies).

    Sinds computers op commerciele schaal worden gebruikt (jaren 1970) zijn
    er mensen die de potentiele gezonde markt willen misbruiken door het
    aanbieden van niet-vrije software.  Een van deze manieren is door het
    gebruik van gesloten standaarden.  Hierdoor kan de gebruiker geen vrije
    software gebruiken en is de enige manier om vrij te zijn de software of
    service helemaal niet te gebruiken.  Wat een probleem.  Maar er is iets
    aan te doen als eenvoudige burger.

    Maak geen gebruik van gesloten standaarden en gebruik vrije software.

    Wat heeft dat met services voor bestanden delen te maken?  Nu goed,
    Wetransfer, mijnbestand, 4shared, megaupload en vele andere services
    maken gebruik van gesloten standaarden.  Hierdoor kan een gebruiker die
    van zijn vrijheid wil genieten hier geen gebruik van maken.  Zodoende is
    het beter deze services niet te gebruiken, niet alleen voor jezelf,
    maar ook voor anderen.

    Het gaat hier in de meeste gevallen om Flash, maar behalve de schending
    van softwarevrijheid wordt vaak ook privacy geschonden door een
    uitgebreide registratie verplicht te stellen (bijv. Rapidshare).
    
    Zo te zien is Filesonic het beste om te gebruiken.  Het werkt goed met
    alleen een webbrowser (zonder plug-ins).  Sendspace is ook acceptabel,
    ondanks de (niet-obstructieve) stukjes Flash.  Dropbox werkt ook bij
    ons (momenteel).  Het werkt onder GNU-systemen met vrije software, maar
    de service is critisch ontvangen door de vrije software-gemeenschap en
    de software zit bijv. niet in de standaard Debian GNU/Linux repositories
    (wat wij hier gebruiken).  Ik houd mij aanbevolen voor andere
    (betere?) opties!
Hopen dat men ook iets van de onderliggende boodschap oppikt...


9 mei 2011

Vrije software en revolutie

De revoluties in Noord Afrika en het Midden-Oosten worden soms bestempeld als twitterrevolutie, omdat Twitter en andere sociale media één van de hulpmiddelen is die hierbij hebben geholpen. Er zijn ook uitgesproken meningen te vinden dat dit flink overdreven is en dat het uiteindelijk meestal de reeds opgebouwde structuren zijn die een revolutie teweeg kan brengen. Zie bijvoorbeeld Sociale media en sociale verandering: Revolutie 2.0? van Che Brandes-Tuka uit de socialist van mei 2011. Ik onderstreep dit zeker, maar vind het jammer geen analyse aan te treffen over de gebruikte media en waarom deze wel of niet zouden meewerken aan een revolutie. Dit is vaak te wijten aan het gebruik van foute of ongelukkig gekozen woorden.

Sociale media als Facebook en Twitter zijn niet de juiste tools om te gebruiken voor revolutie. Het zijn niet-vrije technologieën die een Revolutie 2.0 (zoals genoemd door Brandes-Tuka) tegengaan. Het gebruik van open specificaties zoals mailinglists en IRC, eventueel in combinatie met anonimisatietechnologieën als Tor, zijn aan te bevelen.

Analyses van gebruik van internet bij de recente revoluties merken natuurlijk gewoon op dat veel gebruik wordt gemaakt van Facebook en Twitter. Daar is niets mis mee. Maar met het benadrukken van deze specifieke middelen, zonder de problemen te onderstrepen, is wel iets mis mee. Argumentatie is wat langer dan een stukje in mijn weblog, maar het komt erop neer dat het gebruik van deze technologieën juiste doelen zoals revolutie ten bate van democratie tegenwerken, terwijl vrije technologieën veel effectiever kunnen zijn. In het kort zou een juiste kanttekening bij het gebruik van sociale media voor revolutie het volgende kunnen zijn (telegramstijl moet nog naar proza worden omgezet):

Er is betoogd hier en daar dat internet heeft gezorgd voor revoluties in Noord Afrika en het Midden-Oosten. Dit is overdreven en meestal blijken reeds bestaande (niet computer gerelateerde) netwerken nog steeds veel belangrijker te zijn. [...] Op basis van bovengenoemde argumenten komen we tot de conclusie dat door het grootschalig gebruik van de verkeerde, meestal niet-vrije, technologieën zoals Facebook momentum voor een revolutie vanuit het internet hebben tegengewerkt.

Argumentatie is verder in te vullen door de journalist of opiniist die dit toevallig tegenkomt. Een hint hierbij is dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen vrijheid van informatie en van de technologie (vrije software, open specificaties), en dat dit beide heel belangrijk is.

Overigens is er wel sprake van enig intelligent gebruik van het internet. Zo gebruiken de Piratenpartijen mailinglijsten, IRC, tor enzovoort... welliswaar naast Twitter enzo, maar burgers die inzien dat echte vrijheid alleen zal slagen als je vrij bent op alle vlakken, worden gelukkig niet uitgesloten.


25 april 2011

Internationale taal

Esperanto, in tegenstelling tot Engels, is zeer geschikt als internationale taal. Het is ook een taal die hiervoor bedoeld is, een internationale hulptaal. Vaak wordt Engels gezien als een internationale taal, wereldtaal of zelfs een lingua franca, een taal die als overbrugging fungeert voor communicatie tussen mensen met verschillende moedertalen. Er bestaan een boel lingua franca's, bijvoorbeeld Arabisch, Frans en Engels. Tegenwoordig worden talen als deze, met name Engels, als wereldtaal en als internationale taal aangeduidt. Dit kan gezien het gebruik van deze talen qua aantal sprekers, uitgestrektheid (over de wereld) en het gebruik door internationale organisaties wel gesteld worden. Het stellen dat Engels of welke taal dan ook een lingua franca op mondiaal niveau is, dus een doorsnede van lingua franca en wereldtaal, is duidelijk te sterk gesteld, maar dat zal ik hier niet betwisten. Wat ik hier wil beargumenteren is dat het Esperanto meer de potentie heeft een lingua franca op mondiaal niveau te zijn dan het Engels.

Eén van de problemen van Engels is dat het een lastige taal is, dus moeilijk te leren. Maar bovenal, de meeste sprekers van de taal wil Engels op een moeilijke manier gebruiken. Er zijn geen rigoreuze taalhervormingen; zo is is de spelling in zo'n 400 jaar niet veranderd, wat door verandering van klanken de wijze van schrijven inconsequent maakt in hoe je het uitspreekt. In het Esperanto zijn spellingshervormingen overigens niet nodig, gezien de taal fonetisch is en niet echt kwetsbaar voor verandering in dit opzicht. Verder wordt het gebruik van ingewikkelde woorden gestimuleerd. Op zichzelf zijn dit geen positieve of negatieve eigenschappen van een taal, maar het maakt een taal wel ongeschikt als wereldtaal. BASIC English is wat vocabulair betreft eenvoudig te leren (kleinere woordenschat dan Engels), maar dat heeft het probleem dat je je niet goed kunt uitdrukken. Het Esperanto gaat hier geheel anders mee om waardoor je je juist heel goed kunt uitdrukken met een kleine woordenschat. Kortom, door de complexiteit van Engels en het missen van de motivatie dit te veranderen, is Engels niet geschikt als wereldtaal.

Behalve dat Engels een moeilijke taal is, is het ook niet een voldoende neutrale taal die mensen uit verschillende landen op min of meer gelijke voet stelt. In het bijzonder houdt Engels geen rekening met taalgebruiken uit verschillende naties. In het Esperanto is dat wel het geval. Een voorbeeld is de wijze van antwoorden op een negatieve vraag:


Ga je niet naar buiten? // Won't you go outside?
Nee.                    // No.
Dit betekent voor de meeste mensen dat je niet naar buiten gaat. Echter voor de meeste Aziaten zou het betekenen dat je de negatieve vraag ontkent en dus juist wel naar buiten gaat. Veel beter zou zijn de vraag te herhalen na je antwoord. In het Esperanto wordt gestimuleerd altijd zoiets te zeggen:

Ĉu vi ne iros eksteren?
Ne, mi iros eksteren.
        aŭ
Jes, mi iros eksteren.
Dit maakt het antwoord duidelijk, in elke regio in de wereld. Het is wel te begrijpen dat dit niet ter sprake komt bij lessen Engels. Immers, de wijze van antwoorden op een negatieve vraag in het Nederlands is hetzelfde als in het Engels. Maar ook als Engels wordt aangeleerd aan bijv. een Chinees, zal deze moeten leren dat het antwoorden op deze vragen anders gaat dan in het Chinees. Dit is niet vreemd, want het is een andere taal. Het is ook niet oneerlijk, want je kiest er immers zelf voor om Engels te gaan leren, met alle taalkundige en culturele moeilijkheden van dien. Zou je zeggen. Maar als Engels als internationale taal, als een wereldwijde overbruggingstaal wordt gezien, is het onredelijk te eisen van mensen die niet Engels als moedertaal hebben dit soort (voor hen) vreemdheden te leren. Het feit dat het Engels geen rekening houdt met verschillende internationale gebruiken, en Esperanto dat wel doet, maakt Engels een slechte keuze voor een internationale taal en Esperanto een goede keuze.

Imperialische naties als de VS en het VK vinden het maar al te fijn dat het Engels langzaam verder doordringt in meer en meer landen, en ook dat veel mensen het idee hebben dat het de meest voor de hand liggende oplossing voor het taalprobleem is. Maar het is een probleem erbij (maar hier is geen plaats om dat te beargumenteren). De taal Engels houdt geen rekening met andere talen en andere culturen, op geen enkele manier. Dit maakt het Engels ongeschikt en zelf ongeloofwaardig een internationale taal te zijn. De twee argumenten hiervoor (Engels is te moeilijk en niet neutraal, en niemand pretendeerd één van deze eigenschappen van het Engels te veranderen) zijn in dit weblogschrijfel niet geheel uitgewerkt, terwijl andere argumenten geheel niet genoemd zijn. Maar het zou op z'n minst de indruk moeten geven dat Engels niet een juiste keuze is voor het doel van internationalising (in positieve zin). Gebruik daarom niet blind het Engels, maar bedenk eerst of het nodig is Engels te gebruiken voor je doelgroep. Als je doelgroep specifiek Engelstaligen is, bedenk dan ook of dit je doelgroep zou moeten zijn, of dat dit een gevolg is van ongewenste gebeurtenissen (op persoonlijk tot mondiaal vlak) in je omgeving.


9 januari 2011

Fiets oppompen

Veelal gaan mijn weblog-schrijfsels over relatief triviale zaken zoals vrije software, esperanto, klimaatverandering, nieuwe vormen van politiek, atheïsme enzovoort. Maar vandaag zal het gaan over de zeer complexe zaak van het oppompen van een fietsband.

Veelal wordt er gedacht dat het oppompen van fietsbanden geen intellectueel uitdagende zaak is, maar dat is verre van waar. In het bijzonder als je een frans ventiel hebt en een Halfords hogedrukpomp hebt wordt het lastig. Met de meegeleverde verloopstukken kom ik er tenminste niet uit hoe de band op te pompen. Na enkele keren erachter te zijn gekomen en te vergeten hoe ik de band moet oppompen, is nu de maat vol.

Ik ben niet de enige met problemen, maar zelfs de oplossingen aangeboden op het web zijn amper toereikend. Daarom heb ik een handleiding voor geschreven, welke ik snel kan vinden in ~/info/fiets-oppompen.txt en welke nu ook door anderen te vinden is:

Hoe pompe men een fietsband met frans ventiel op met een Halfords hogedrukpomp
------------------------------------------------------------------------------

Men kope een frans ventiel naar normaal ventiel-verloopstuk.
Men draaie het frans ventiel los, zodat lucht ontstapt als men erop drukt.
Hierna draaie men het ventiel-verloopstuk op het frans ventiel (met het brede stuk aan de bandzijde).
Men drukke het uiteinde van de Halfords-hogedrukpomp op het verloopstuk, zonder de knijper te gebruiken (deze hebbe men nimmer nodig).
Tenslotte pompe men tot de gewenste druk, welke veelal op de buitenband staat geschreven.  Enkele pompbewegingen zijn meestal voldoende.
Bij mijn fietsreparatiespullen heb ik een briefje gestopt met een verwijzing naar deze handleiding. Voortaan kan ik zowaar de banden van mijn fiets oppompen.


Metatags

Tags of etiketten zijn hulpmiddelen om data te organiseren. Tot nu toe order ik meestal mijn data op een hiërarchische wijze. Gezien de meeste zaken niet eenduidig op deze wijze zijn te organiseren, voldoet deze methode veelal niet. Het plakken van een etiket op een datum (gegeven) doet welliswaar af van een hiërarchische indeling, maar is voor een persoon vaak bruikbaarder dan een (strikte) hiërarchische indeling. Ik geef hier enkele voorbeelden en geef aan in hoeverre ik dit heb toegepast.

Het meest voor de handliggende voorbeeld hier is het gebruik van metatags in mijn weblog. Dit is een eenvoudig HTML4-document, wat syntactisch niet helemaal eenduidig of strikt inelkaar zit. Beter is het gebruik van XML, maar ik ben nu eenmaal vrij lui en HTML is wat ik ken. In HTML zitten manieren om metadata in het document te krijgen, zoals attributen voor de div-tag. Ik geloof echter dat het niet triviaal is met behulp van alleen een id- of class-attribuut een index van schrijfsels behorend bij een specifieke tag (onderwerp) te krijgen. Wordpress bijv. kent tags, die terug te vinden zijn in div-tag-attribuutwaarden. Maar de documenten behorend bij een tag blijken in aparte mappen te staan, wat duidt op een onderliggende hiërarchie. Als ik mijn schrijfsels dynamisch kan invoegen in een document met bijv. Server Side Includes, zou dit wel een oplossing bieden, maar zoals eerder aangegeven werken deze niet voor mij. Een voor de hand liggende oplossing zou het gebruik van een CMS zoals Wordpress of Drupal zijn.

Sinds zo'n twee jaar geleden gebruik ik Epiphany om mee te webbrowsen. Epiphany gebruikt geen mappenstructuur voor de bookmarks, maar tags. Dit werkt bijzonder goed, omdat veel URL's in verschillende categorieën vallen. Een (diepere) hiërarchie is voor bookmarks onnodig (leert ervaring). Echter, als er veel bookmarks voorkomen in één bepaalde categorie, waarvan er deelverzamelingen in andere categorieën vallen, brengt Epiphany automatisch een hiërarchie aan op basis van de tags. Het resultaat is dat bookmarks snel zijn terug te vinden, zowel in de situatie van weinig als van veel bookmarks.

Voor veel bestanden kunnen tags ook zinvol zijn. In het bijzonder denk ik dan aan films, muziek en foto's. Zo heeft Rik een Filesystem in Userspace (FUSE) geschreven waarbinnen zijn foto's via tags te benaderen zijn, ook een afgeleide hiërarchie-producerend bij het volgen van tags. Voor mijn foto's heb ik momenteel een vrij minimale structuur: een enkele hiërarchielaag diep, mappen genoemd als YYYYMM-EVENT-P[Q[...]][+], waarbij YYYYMM de datum is, EVENT de naam van de gebeurtenis en P, Q enz. de eerste letter van de voornaam van een relevante persoon die bij deze gebeurtenis was. Deze methode is echter niet te schalen naar grote aantallen foto's.

Voor fysieke objecten, zoals boeken, kunnen ook metatags in een database worden gebruikt. Momenteel gebruik ik BibTeX om dit soort zaken te "ordenen". D.w.z. ik heb een plat bibTeX-bestand genaamd libroj.bib met tags tussen haakjes in de note-entry van het betreffende bibTeX-item, dus zoiets als: note = {(ai)(lingvo)}. Goed, de metadata heb ik, maar nu nog het parsen van deze syntax.

Het moge duidelijk zijn dat ik de mogelijkheden van metatags nog niet ten volle benut. Maar het schijnt dat er interessantere dingen bestaan waar je je tijd aan kunt besteden, dus zodoende komt dit ergens onderaan op mijn te-doen-lijstje.


Esperanto zonder mythen

Afgelopen vakantie heb ik het boek "Esperanto sen Mitoj" van Ziko Marcus Sikosek grotendeels gelezen. Dit is een must voor iedereen. Eenieder die nog geen Esperanto kan lezen, zal dus eerst deze taal moeten leren. Esperantist Robert beschrijft het boek als negatief ten opzichte van de esperantogemeenschap. Het zou inderdaad goed kunnen dat het boek door veel esperantisten als een klap in hun gezicht wordt beschouwd, maar dat is mijns inziens niet omdat Sikosek te negatief is, maar omdat er iets fout zit bij dit deel van de esperantogemeenschap.

Ik ben Esperanto zo'n vier jaar geleden gaan leren en in de loop van de tijd ben ik in aanraking gekomen met een aantal esperantisten. Mijn kennis over de Esperantogemeenschap is daarom niet bijzonder groot, maar mijn kennis over de taal Esperanto is wel zodanig dat ik hier een ontwikkelde mening over heb. Ik zal hier dus ook een stukje schrijven over esperanto en wat Sikosek hierover schrijft, en niet zoveel over de Esperantogemeenschap. Merk op dat er niet één Esperantogemeenschap is. Er zijn veel esperantisten of esperantosprekers die om verschillende redenen Esperanto hebben geleerd en hier op verschillende wijzen mee omgaan. Hier bedoel ik met "Esperantogemeenschap" esperantisten die samen op verscheidene wijzen de zinvolheid van Esperanto willen propageren.

Het boek is aantrekkelijk ingedeeld in hoofdstukken met als titels Komunumo sen mitoj, Lingvo sen mitoj, Zamenhof sen mitoj enzovoort. De schrijver zet elk onderwerp op rationele wijze uiteen en geeft aan wat esperantisten propageren, wat de feiten zijn en wat esperantisten beter zouden moeten propageren. Voor iemand die lang binnen de esperantogemeenschap zit, moet dit boek dus erg kritisch overkomen. Ik licht een paar voorbeelden uit die mijn meningen verduidelijkt hebben.

In hoofdstuk vijf, "Lingvo sen mitoj", wordt verteld dat veel esperantisten denken dat Esperanto een strikt logische taal is zonder uitzonderingen, dat deze geheel neutraal is en door iedereen eenvoudig te leren is, dat er meer dan een miljoen sprekers van de taal zijn en dat Esperanto evident de beste propedeutische taal is waarmee je andere talen sneller leert. Dit alles bevat een kern van waarheid, maar wordt door esperantisten vaak gepolariseerd of verdraaid, wat de objectieve kennis en de uitbreiding van het Esperanto niet ten goede komt.

Talen zitten logisch inelkaar. Zo is de syntax in basis eenduidig. Lees bijv. "Syntax" van Andrew Carnie (2002) of een taalkundig boek van Noam Chomsky. Nu zijn er wel uitzonderingen in alle talen en in natuurlijk gegroeide talen (natie- of etnische talen) zitten wat meer uitzonderingen dan in bijv. Esperanto. Maar ook in Esperanto zitten uitzonderingen. Zo is bijv. de n-vorm voor het lijdend voorwerp alleen toe te passen op appellatieven en niet of moeilijk bij eigennamen. Daarom moeten esperantisten niet hoog bij laag verkondigen dat Esperanto zoveel strikter inelkaar zit dan een taal als Nederlands of Engels. Tot zover gaat de redenering van Sikosek.

Is er dan niets fundamenteels aan de syntax van Esperanto dat Esperanto anders maakt dan natie- en etnische talen? Jawel, naast het feit dat er veel minder uitzonderingen in het Esperanto zitten, is het ook een taal met minder grammaticale regels en de ontleding van zinnen en woordtypen ogen veel eenduidiger dan in andere talen. Zo eindigt een zelfstandig naamwoord altijd op een -o en ontvangt het accusatief een -n. Gezien de syntax zo eenduidig oogt (en klinkt, want fonetisch) is het bijna moeilijk hier fouten in te maken. Zo ligt in de natuurlijke evolutie van het Esperanto niet (of in minimale mate) het probleem van het onstaan van uitzonderingen en foute of nieuwe constructies in de grammatica. Zo bekeken heeft Esperanto met diens syntax, en de representatie hiervan, een dikke streep voor op talen die aan een land of bevolking zijn gekoppeld.

Esperanto is niet geheel neutraal. Het meeste vocabulair van Esperanto komt uit Romaanse talen, een groot deel uit Germaanse talen en een klein deel uit Slavische talen. Hoewel er grammaticale constructies worden gebruikt die vergelijkbaar zijn met die van bijv. Japans, is gelijkenis van Esperanto met niet-Indo-Europese talen ver te zoeken. Daarom lijkt Esperanto helemaal niet neutraal. Toch wordt gepropageerd dat Esperanto wel een neutrale taal is. Er zijn ongetwijfeld esperantisten die hiermee worstelen of onwetend zijn van het min of meer Europeescentrische van Esperanto en het neutrale aspect zonder kanttekening propageren. Er zijn enkele aspecten wat Esperanto toch neutraal maakt of relatief neutraal. Eén invalshoek is dat het mogelijk niet zinvol is een qua vocabulair neutrale taal te ontwerpen. Zodra er meerdere talen worden gebruikt die qua klank, schrijfwijze en structuur ver van elkaar af liggen, wordt een taal praktisch onbruikbaar. Een voorbeeld hiervan is Lojban [ˈloʒban], een logische taal waarvan het vocabulair is gebaseerd op de zes meestgesproken talen op de wereld. Niemand herkent in deze taal snel elementen uit andere talen, waardoor deze moeilijk te leren is. Het gebruiken van de zes grootste talen betekent niet eens dat het een neutrale taal is. Mogelijk neutraler dan Esperanto, maar de discussie blijft.

Dit soort zaken gelden voor veel eigenschappen van het Esperanto. Er bestaat ook niet een "perfecte taal". Verreweg de meeste niet-esperantisten zullen mede hierdoor alleen overtuigd raken van hoe zinvol Esperanto is door de taal te leren.